contract — Wiktionary Aller au contenu

contract

Alöndö na Wiktionary

Pandôo

[Sepe]

contract \kənˈtrækt\

  1. kondaräa

Âkpalêtôngbi

[Sepe]
  • agreement (1)
  • law of contract, contract law (2)

Âpendâsombere

[Sepe]

Âmbupa-babâ

[Sepe]
  • civil law (2)

Pandôo

[Sepe]

contract \kɔn.tɾɑkt\ linô wâwa

  1. kondaräa
    • kortlopende contracten.
    • contract van bepaalde duur.
    • contract van onbepaalde duur.
    • een contract afsluiten.
    • bij contract vaststellen, contractueel vastleggen, contractueel bepalen.
    • een contract doen aflopen.
    • een contract opmaken.
    • een contract opzeggen, een contract beëindigen, een contract ontbinden.
    • wederzijds bindend contract.
    • contract met genoemde gevaren.