treffe

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  treffe    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tref·fe

Werkwoord

vervoeging van
treffen

treffe

1. aanvoegende wijs van treffen

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˡtɾefə/

Woordafbreking

• tref·fe

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Duitse werkwoord treffen.

stamtijd
onbepaalde wijs	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
treffe	treffer	traff	truffet
Klasse 3 sterk

Werkwoord

treffe

1. overgankelijk treffen, ontmoeten

Synoniemen

• møte

Afgeleide begrippen

• inntreffe, overtreffe, påtreffe, treffende, treffetid

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˡtɾefə/

Woordafbreking

• tref·fe

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Duitse werkwoord treffen.

stamtijd
onbepaalde wijs	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
treffe	treffer	trefte	treft
Klasse 2 zwak

Werkwoord

treffe

1. overgankelijk ontmoeten, treffen

   «Godstoget var kome over i feil spor, og trefte passasjertoget i ein front-mot-front kollisjon.»

   De goederentrein was overgekomen op het verkeerde spoor en ontmoette een passagierstrein in een frontale botsing.

Synoniemen

• treffa
• møta, møte

Afgeleide begrippen

• inntreffe, treffetid