schaak

Een schaakspel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  schaak    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• schaak

Woordherkomst en -opbouw

• Van het Perzische sjah (koning)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	schaak	-
verkleinwoord	schaakje	schaakjes

Zelfstandig naamwoord

het schaak o

1. (spel) een bepaalde stand tijdens het schaakspel waarin een vijandig stuk naar de koning [3] kijkt

   • De koning stond schaak en kon niet weg vanwege een pion. 

2. (spel) het schaakspel als zodanig

   • Spelen we nog een potje schaak? 

Synoniemen

• [2] schaakspel, schaken

Hyponiemen

   

aftrekschaak (1) blindschaak blitzschaak computerschaak dubbelschaak (1) familieschaak jeugdschaak koffiehuisschaak rapidschaak snelschaak (1) vechtschaak weggeefschaak

Afgeleide begrippen

   

schaakblind schaakbord schaakcafé schaakcomputer schaakkampioen schaakklok schaakles schaakmachine schaakmat schaakmeester schaaknotatie schaakolympiade schaakopening schaakpartij schaakprobleem schaakprogramma schaaksimultaan schaakspel schaakspelen schaaksport schaakstuk schaaktheorie schaaktoernooi schaaktrainer schaaktweekamp schaakwerk schaakwonder schaakzet

Verwante begrippen

• mat, pat

Vertalingen

    1.   

Engels: check (en)

Spaans: jaque (es) m

    2. het schaakspel als zodanig   

Afrikaans: skaak (af) Albanees: shah (sq) Arabisch: شطرنج (ar) Armeens: շախմատ (hy) Azeri: şahmat (az) Bengaals: ছক (bn) Bretons: echedoù (br) Bulgaars: шах (bg) Catalaans: escacs (ca) Chinees: 象棋 (zh) Corsicaans: scacchi (co) Deens: skak (da) Duits: Schach (de) o, Schachspiel (de) o Engels: chess (en) Esperanto: ŝako (eo) Estisch: male (et) Faeröers: skák (fo) Fins: shakki (fi), šakki (fi) Frans: échecs (fr) m mv Galicisch: xadrez (gl) Georgisch: ჭადრაკი (ka) Grieks: σκάκι (el) Hebreeuws: שחמט (he) Hindi: शतरंज (hi) Hongaars: sakk (hu) Iers: ficheall (ga) IJslands: tafl (is) Italiaans: scacchi (it) Japans: チェス (ja) Koerdisch: kişik (ku)

Koreaans: 체스 (ko) Kroatisch: šah (hr) Latijn: latrunculorum lusus (la) Lets: šahs (lv) Litouws: šachmatai (lt) Macedonisch: шах (mk) Marathi: शतरंज (mr) Noors: sjakk (no) m, sjakkspill (no) o Nynorsk: sjakk (nn) m, sjakkspel (nn) o Oekraïens: шахи (uk) Perzisch: شطرنج (fa) Pools: szachy (pl) Portugees: xadrez (pt) Punjabi: ਸ਼ਤਰਂਜ (pa) Quechua: t'apatana (qu) Roemeens: şah (ro) Russisch: шахматы (ru) Sanskriet: चतुरंगम् (sa) Schots-Gaelisch: tàileasg (gd) Servisch: шах (sr) Sloveens: šah (sl) Slowaaks: šach (sk) Spaans: ajedrez (es) Thai: หมากรุก (th) Tsjechisch: šachy (cs) Turks: satranç (tr), satranç oyunu (tr) Waals: echeks (wa) Welsh: gwyddbwyll (cy) Wit-Russisch: шахматы (be) Zweeds: schack (sv)

Tussenwerpsel

schaak

1. (spel) (schaak) waarschuwende uitroep tijdens het schaakspel dat de koning van de tegenstander op het punt staat veroverd te worden

Verwante begrippen

• j'adoube

Vertalingen

    1.   

Duits: Schach (de)! Engels: check (en)!

Frans: échec (fr)! Spaans: ¡jaque (es)!

Werkwoord

vervoeging van
schaken

schaak

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaken
   

   • Ik schaak. 

2. gebiedende wijs van schaken
   

   • Schaak! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaken
   

   • Schaak je? 

Gangbaarheid

• Het woord schaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaak" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.