resoluut
Uiterlijk
- re·so·luut
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vastberaden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1601 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | resoluut | resoluter | resoluutst |
verbogen | resolute | resolutere | resoluutste |
partitief | resoluuts | resoluters | - |
resoluut
- met veel daadkracht en zonder aarzeling
- Het woord resoluut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "resoluut" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "resoluut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be